Leefwensenonderzoek

Onderstaande tekst is geschreven door Mr Marijke Malsch en mr Mascha Verhagen-Maat (januari 2016)

Leefwensenonderzoek

Cliënten hebben het recht om hun mening te geven voordat er belangrijke beslissingen genomen worden door de zorgaanbieder. Dat geldt bijvoorbeeld als hun woningen verbouwd worden of als er nieuw gebouwd gaat worden.

Aangezien onderstaand stuk betrekking heeft op mensen met een verstandelijke beperking wordt met cliënt bedoeld “cliënt en/of diens wettelijke vertegenwoordiger”.

De wensen van de cliënt

Cliënten die binnen een zorginstelling wonen, hebben er recht op dat er onderzoek wordt gedaan naar hun leef- en woonwensen bij

  • het opstellen van een huisvestingsplan voor de lange termijn,
  • een ingrijpende verbouwing,
  • nieuwbouw of
  • verhuizing van een accommodatie.

Zo’n leefwensenonderzoek bestaat meestal uit een anonieme enquête, die thuis door de wettelijk vertegenwoordiger wordt ingevuld. Het is van belang dat dit onderzoek tijdig wordt uitgevoerd d.w.z. voordat de bouwplannen definitief zijn, zodat de resultaten hiervan meegenomen kunnen worden in de besluitvorming rondom de bouw of verhuizing.

In het ideale geval stelt de zorgaanbieder samen met de cliëntenraad en een afvaardiging van familieleden/wettelijk vertegenwoordigers een vragenlijst op.

Hierbij kan gevraagd worden naar zowel de plaats waar de cliënt wil wonen als naar de functionele eisen waaraan de woonruimte moet voldoen, maar ook naar voorzieningen in de omgeving of op het terrein. Wil de cliënt op het beschermd instellingsterrein of anderszins beschut wonen, of wil de cliënt in een ‘gewone’ woonwijk wonen? Wil de cliënt wel of geen keukenblok in zijn kamer; wil hij een eigen badkamer/wc? Welke eisen stelt men aan de gemeenschappelijke woonkamer? Vindt men de zonligging belangrijk; is er behoefte aan een terras dat op de zonkant ligt, wenst men een schuurtje voor driewielers en skelters etc.

Qua voorzieningen kan men denken aan een speeltuin en paden die ook toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers, een zwembad, een winkeltje etc.

Het inventariseren van de leefwensen kan ook via het zorg/ondersteuningsplan. Nadeel hiervan is de setting waarin dit gebeurt: de vertegenwoordiger staat doorgaans alleen tegenover meerdere medewerkers van de zorginstelling. Hij of zij voelt zich dan minder vrij dan wanneer hij via een enquête thuis zijn wensen kenbaar kan maken.

Een tussenoplossing is dat tezamen met andere vertegenwoordigers tijdens een woonoverleg de woonwensen geuit worden aan de hand van een, bij voorkeur vooraf toegestuurde, vragenlijst.

In alle gevallen geldt dat de uitkomsten van het woonwensenonderzoek aan alle betrokkenen meegedeeld moeten worden. Inventariseert men de woonwensen in de individuele zorgplannen, dan is dit waarschijnlijk een arbeidsintensieve klus.

Bij grote nieuwbouwplannen zullen er verschillende types woningen gerealiseerd gaan worden. Dit hangt af van de beperking van de cliënt. Er zal meestal gebouwd worden voor licht verstandelijk gehandicapten enerzijds en zwaarder verstandelijk gehandicapten anderzijds. Een derde categorie zijn woningen voor meervoudig gehandicapte cliënten.

De veiligheid van de cliënt (een overzichtelijke woning, een terrein waar de cliënt zich zelfstandig kan bewegen) en de functionaliteit (genoeg ruimte voor een rolstoel bijv.) zullen altijd voorop dienen te staan.

Cliëntenraad en adviesrecht m.b.t. huisvesting

De cliëntenraad (maar in ieder geval de vertegenwoordigers- dan wel familieraad) zal de uitkomsten van de leefwensenonderzoeken zwaar moeten laten meewegen bij de besluitvorming over de bouw, nieuwbouw of verhuizing. De raad kan pas eerst adviseren als er een leefwensenonderzoek is gehouden en de uitslagen officieel aan de raad zijn medegedeeld.

Volgens de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ) krijgt de cliëntenraad de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit van de instelling, inzake

“de gehele of gedeeltelijke opheffing van de instelling, verhuizing of ingrijpende verbouwing” (art. 3 lid 1 sub c WMCZ).

Het advies moet tijdig gevraagd worden aan de raad, zodat het “van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit” (art. 3 lid 2 WMCZ). 

Het is van belang dat cliëntenraden zich bewust zijn van deze rechten, en er ook gebruik van maken. Dan kan worden voorkomen dat cliënten tegen hun wens op plaatsen en in woningen terechtkomen die niet aan hun mogelijkheden en behoeften voldoen.